Het was 1991, ik was 14 jaar en we kwamen vers uit Europa op Curaçao wonen. Ik zat in de klas naast een meisje die een naam had die voor haar geboorte waarschijnlijk nog niet bestond. Op een dag, terwijl we van het ene lokaal naar het andere liepen, zei ze ineens ‘pfffff, de zon kiemt’. En dat was mijn introductie met een nieuwe taal: Papialands. Ook al zou het eigenlijk Papialandish moeten worden genoemd.
En Papialands spreken we hier, omdat de zon inderdaad kiemt en het hoofd moe wordt. In de supermarkt worden de boodschappen ons gekobreerd en de telefoon is net gecharged. Maar als je even geen zin hebt om op te nemen zeg je gewoon ‘mi no tatin bereik’ of je blamed het op UTS.
De tv en de airco doen we aan met de remote. En als je geen airco hebt dan heb je een fan en niet een ven. Die guy is pret ik ben goed met hem. De vuilnis gaat in de sushibak en als je een flèt tire hebt moet je naar de tire service. Koelkast is ijskast en ijskast is freezer. Die jeans is mooi gebleven en ik heb vannacht met je gedroomd. Als je wilt weten of de taak al af is vraag je even of diegene al is klaargekomen.
– ‘Pfff… het is warm warm.’
– ‘Ja swa, ik zweet me rot hombu.’
De midnight snack is gewoon een volledige maaltijd van de truk’i pan in een foambakje. Sommige mensen werken onder de boom. Ik zundreer je als je te laat komt. Dat huis blijft achter God’s rug. Bij de grote boom rechtsaf en dan het gele huis met de witte porch.
– ‘Kom horen.’
Er is een verschil tussen ‘bo tin vrij?’ en ‘bo tin frei?’. ‘Gawoon‘ is een plausibel antwoord op alle waarom-vragen. En het lidwoord ‘het’ mag je weglaten bij ik weet of ik laat je weten. ‘Ik laat je weten’ betekent overigens ‘ik laat het je helemaal niet weten en ik kom waarschijnlijk niet naar wherever je me mee naartoe vraagt’.
– ‘Hacht!’
‘s Avonds rijden veel mensen met bright aan. Puffen in het openbaar wordt niet op prijs gesteld. Een verloopstekkertje is een ladronchi en wat is karkó in het Nederlands? In sommige winkels kan je met bon betalen en je kan iemand gareren op een leugen.
‘Snap je’ is een retorische vraag en het eten is pika.
Als je beltegoed op je portable bijna op is ga je sluiten voordat je kaartje op raakt. En je kunt je auto slaan, maar je kunt ook een biertje slaan.
– ‘Waar ga je?’
Mensen die met het vliegtuig aankomen halen we op op de airport. Als je iets aan je huid hebt moet je er wat sentebibu op doen en de echte “die hards” blenden en drinken het om gezond te blijven. Met de auto ga je langs de car wash en in een restaurant moet je tippen. Met Kerst ga je lichtjes kijken met de kinderen.
En je hoeft je tong niet te vermoeien door ‘ik vind dat vies’ te zeggen, want ‘cheee’ is voldoende. De lengte van de cheee is hierin evenredig aan het viesheidsgehalte.
- ‘Tot morgen!’
- ‘Ku Dios ke.’
Als je niet geslaagd bent, ben je gedruipd. Eten wat lekker heeft gesmaakt is goed gezakt en dan hoef je waarschijnlijk geen toetje meer want je buik is vol. De bus stopt bij het bordje en ijs haal je bij de toko of de snèk. De yufrou bij de snèk verkoopt ook juice, maar als je een cup wilt moet je dat even melden anders krijg je alleen een rietje.
– ‘Die schoen lijkt op je.’
Als de wekker te vroeg afgaat dan snooze je even door. Iemand die mee wil rijden wil een lift krijgen of een hoofd van de boot en om de week op donderdags moet je nummer kopen aan de kant van de weg.
- ‘Wat is wat?’
- ‘Rustig’
Batidos van patia zijn hopi dushi en kakkerlakken moet je flieten. Op facebook worden we geadd en we liken en sharen er op los. Als je gebaad bent moet je kleren en kedsen aandoen. Chips is geen sjips, maar tjips. En als je niet uit mag van je ouders dan buleer je bentana om het feestje te boreren, maar dat is wel een beetje brua. Een omhelzing is geen hug, maar een brasa en autobanden kunnen keshi worden.
- ‘Ja yu.’ en ‘Ja no.’
De hulp in het huishouden is voor de oudere generatie nog het dienstmeisje en de koerier is hier nog de bode. Eten koken doe je op de stoof en de dweil is de mòp. Barça heeft Real Madrid gebatieerd.
- ‘Ey, hoe was het?’
- ‘Lekker mes!’
Vrouwen kunnen hun haren open doen met een dicht gezicht. Maar ik heb nog nooit iemand echt horen vragen waar m’n huis woont. Zó “boom vier, tak vijf” zijn we hier nou ook weer niet.
2 reacties